Marco van Hulten | 20-02-2016

Het idee van een wereldparlement was reeds voorgesteld in de jaren twintig door de Volkenbond, de voorganger van de Verenigde Naties (VN). Sindsdien leeft dit idee voort onder de naam van een Parlementaire Vergadering van de Verenigde Naties (United Nations Parliamentary Assembly, UNPA). Veel wereldproblemen kunnen niet worden opgelost met lokale overheden. Denk aan klimaatverandering en macro- en monetaire economie. Mede daarom is er steun voor het tot stand komen van een UNPA aanwezig in de wereld. Hiernaast speelt het huidige ondemocratische karakter van wereldbestuur en de VN een rol. Om deze redenen is een democratisering op een mondiale schaal nodig, nu meer dan ooit. Zou een wereldparlement een oplossing kunnen zijn?

Globalisatie

Globalisatie heeft plaats gevonden gedurende de laatste eeuwen, of langer, afhankelijk van je definitie van globalisatie. Het gebruik van technologie (vliegtuigen, internet) hebben dit proces significant versneld. Samen met de verlaging van nationale barrières via handelsovereenkomsten, neigt globalisatie naar een situatie waar landgrenzen minder en minder betekenis hebben. Globalisatie heeft ons voordelen gebracht (met name de Westerse landen). Vrije handel heeft vaak meer competitieve prijzen als gevolg, en consumenten hebben een bredere keuze aan producten.

Er zijn echter ook grote problemen met globalisatie zoals die op dit moment plaatsvindt. Klimaatverandering, mensenrechten, sociale ongerechtigheid en de wereldeconomie hangen nauw samen met globalisatie. Onderliggende problemen hebben te maken met de invloed van multinationale ondernemingen op wetgeving, of het absent zijn van wetten (of handhaving) zodat multinationals kunnen doen wat ze willen. Dit wordt erger gemaakt door internationale handelsovereenkomsten, bijvoorbeeld door het recente Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag (Transatlantic Trade and Investment Partnership, TTIP) en het Trans-Pacifisch Partnerschap (TPP, in februari ondertekend door diens twaalf natieleden). Deze twee verdragen dekken samen meer dan 60% van het bruto wereldproduct, wat de invloed van deze overeenkomsten benadrukt. In principe zijn deze overeenkomsten consistent met de groei van globalisatie, maar de nadelen lopen uiteen van beperkingen van culturele werken (boeken, muziek enz.) tot onbetaalbare medicijnen in de Derde Wereld en een nog grotere macht van multinationals boven overheden.

Oplossingen zouden kunnen worden gevonden in het introduceren van mondiale wetgeving (en het handhaven daarvan). Lester Brown suggereert bijvoorbeeld in Plan B dat we de uitstoot van koolstofdioxide 80% moeten terugdringen voor 2020, de populatie stabiliseren op acht miljard of lager, armoede moeten uitroeien en de natuurlijke systemen van de Aarde moeten herstellen, inclusief diens bodem, waters, wouden, grasland en visserijen. Het moge helder zijn dat als we een dergelijk ambitieus plan willen realiseren, wetten moeten worden aangepast en nieuwe wetten moeten worden geïntroduceerd. In het geval van CO₂-uitstoot, zouden zelfs minder ambitieuze plannen nieuwe wetgeving nodig hebben. Emissiehandel is hier overigens geen alternatief — het was van het begin af aan al helder voor elke denker dat dit nooit had kunnen werken.

Van de andere kant blijken nationale constituties (die aan het fundament zouden moeten liggen van onze rechtsstaat) vaak weinig effect te hebben op wetgeving. Wetgeving is vaak niet gehandhaafd (op de bedoelde manier). Daarom moeten we ook andere opties bekijken. Een duidelijk alternatief is de bottom-up-benadering. Het eerste waar je dan aan denkt zijn vereniging en demonstratie van burgers, het schrijven van brieven en andere acties. Hiernaast kan technologie helpen. Bitcoin, een decentrale, cryptografische valuta die draait op vrije software, is een goed voorbeeld van een dergelijke technologie. Maar met technologie alleen behalen we niet ons einddoel. Als we bijvoorbeeld Plan B willen verwezenlijken, moeten we wetten veranderen. Gezien zowel de grassroots- en technische benaderingen aan de ene kant en wetgevende benaderingen aan de andere kant onvolledig (of onoverbrugbaar) lijken, zou het een goed streven zijn deze verschillende ideeën te combineren zoals bijvoorbeeld de Piratenpartij probeert.

Als er een wereldoverheid was, zou het in principe mogelijk zijn om wereldwetgeving te introduceren en dit te handhaven. Dit zou een oplossing kunnen zijn voor vele wereldproblemen, hoewel er vragen zijn rondom de haalbaarheid, wenselijkheid en de noodzaak om een dergelijke mondiale politieke autoriteit te creëren. In het geval van een wereldfederatie, waarbij natiestaten een groot deel van de soevereiniteit behouden, zouden de vragen rondom de haalbaarheid en wenselijkheid (tirannieargument) minder belangrijk zijn. Wat betreft diens noodzaak, suggereert de reeds gegeven argumentatie dat een wereldoverheid nodig is

De Wereldfederalisten Beweging (World Federalist Movement, WFM) is in 1947 opgericht door degenen die zagen dat de structuur van de VN te veel leek op die van de Volkenbond. De laatste had immers gefaald de tweede wereldoorlog te vermijden. Zowel de VN als de Volkenbond zijn losjes gestructureerde organisaties van soevereine natiestaten, en hebben weinig autonome macht. Een wereldfederatie, daarentegen, zou mondiale problemen kunnen beslechten in een veel directere manier dan momenteel internationale anarchie doet, aannemende dat die überhaupt iets met deze problemen doet. In combinatie met een subsidiariteitsprincipe, zouden het bovendien alleen mondiale problemen betreffen (bijv. de negatieve effecten van vrijhandel of klimaatverandering).

De invloed van de WFM is kleiner dan toentertijd voorgesteld. Desalniettemin speelt het een belangrijke rol in onze samenleving en beïnvloedt het wereldbestuur. Recente projecten van de WFM zijn:

  • Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC);

  • Responsibility to Protect (R2P);

  • Parlementaire Vergadering van de Verenigde Naties (UNPA).

Het eerste project is bewerkstelligd, en er wordt gewerkt aan de andere twee projecten. Hier zijn we het laatste project aan het bespreken, wiens implementatie het democratisch tekort in dan wel de feitelijke wereld, dan wel die in een potentiële wereldoverheid, zou moeten beslechten.

Wereldparlement

Een UNPA bestaat uit direct-gekozen afgevaardigden van wereldburgers. De reden voor een dergelijk instrument is eenvoudig: om het democratisch tekort in wereldbestuur tegen te gaan. Dit tekort is op verschillende manieren terug te zien, uiteenlopend van klimaatverandering tot terrorisme, en vluchtelingenproblematiek tot economisch-monetaire problemen e.a. gevolgen van verkeerde geopolitiek. Als een wereldparlement wetten kan aannemen, zou een klimaatverdrag niet een verdrag zonder verplichtingen zijn maar iets afdwingbaars. Het zou niet meer worden geaccepteerd dat verdragen als TTIP in het geheim worden opgesteld: het parlement zou hierbij bij betrokken zijn en moet de wet aannemen. Een bijkomend voordeel van een wereldparlement zou zijn dat deze de belangen in overweging zou nemen voor de burgers wereldwijd.

In theorie is de introductie van een wereldparlement eenvoudig. Er zijn provisies in het Handvest van de VN: artikel 22 laat de Algemene Vergadering van de VN toe extra organen te introduceren als zij denkt dat dit nodig is voor het uitvoeren van haar functies. Op de eerste plaats zou een UNPA slechts als raadgevend orgaan fungeren zodat haar creatie niet onderhevig is aan het veto van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad.

In het begin zou een UNPA alleen adviserende rol hebben. Het zou al een grote vooruitgang zijn als VN-parlementariërs een dialoog hebben met de Veiligheidsraad e.a. organen (Childers en Urquhart, 1994, p. 180; Schwartzberg, 2012).

Er zijn potentiële problemen met een wereldparlement, uiteenlopend van vragen rondom de samenstelling van de leden van het parlement tot of deze überhaupt het wenselijke resultaat heeft.

In “Creating a World Parliamentary Assembly” van Schwartzberg (2012) wordt met name gekeken naar het feit dat er veel mensen in China en India wonen. Dit zou een probleem zijn omdat deze via een wereldparlement een te sterke invloed zouden hebben. Hij snijdt dit probleem aan in The Federalist Debate (Schwartzberg, 2002) en legt zijn alternatief voor als wiskundig model in een monografie (Schwartzberg, 2012). Zijn vergelijkingen geven een alternatief voor het principe one person, one vote. In dit alternatief hebben landen met grote populatie een mindere mate van invloed dan zij zouden hebben met one person, one vote. Een dergelijk objectief criterium zou een stap hiernaar zijn, maar zou ook tegemoet komen aan huidige geopolitieke machtsverhoudingen: het zou op deze wijze eerder geaccepteerd worden door machtige landen waar relatief weinig mensen wonen. De kern van zijn model, inclusief vergelijkingen, worden weergegeven en bekritiseerd door Van Hulten (2014). Hierin breng ik vier argumenten naar voren tegen het afwijken van one person, one vote. Op de eerste plaats hebben natiestaten al relatief veel macht via de Algemene Vergadering van de VN. Op de tweede plaats zijn er morele problemen met het idee, vergelijkbaar met tijden waarin vrouwen, of mensen van een andere huidskleur, niet mochten stemmen of een gereduceerd stemgewicht hadden. Ten derde zou een gewogen stemming ons kunnen weerhouden een eigenlijk, eerlijk wereldparlement op te richten. Het zou moeilijk kunnen blijken de opzet van het aanvankelijke parlement met gewogen stemmen te veranderen. Tenslotte zijn gewogen stemmen onnodig: landgrenzen zouden niet belangrijk moeten zijn, en zullen dat waarschijnlijk ook steeds minder zijn in de toekomst. Ik stel daarom voor het principe van one person, one vote te gebruiken bij het invoeren van een wereldparlement.

In ons vertrouwde electoraal-representatieve systeem van democratie kiezen we onze representatieven eens per vier jaar. Nadat we gestemd hebben, verliezen we effectief onze stem voor de volgende vier jaar. Een politicus belooft bepaalde dingen die deze vaak niet nakomt in diens machtsperiode, en er is niet veel dat we hiertegen kunnen doen. We zouden op elk moment ons mandaat moeten kunnen terugtrekken en aan iemand anders kunnen geven, of we nemen zelf de besluiten. Dit kan niet in een electoraal-representatief systeem; we hebben directe en vloeiende democratie nodig. Hierbij ligt de invloed van de stem bij delegaten in plaats van representatieven (Van Hulten, 2014; referenties hierin).

Vloeiende democratie is anders dan representatieve democratie, omdat er geen representieven worden gekozen voor een vaste periode (typisch vier jaar). Op elk moment kan een persoon een andere afgevaardigde kiezen. Gezien er nog steeds afgevaardigden zijn, is het niet hetzelfde als directe democratie. Er is echter wel de optie van directe participatie, en een met een veel lagere drempel dan in ons huidige systeem (passief kiesrecht). Als mensen expertise over een bepaald onderwerp hebben, kunnen zij direct meediscusiëren en -besluiten over specifieke zaken. Bovendien kunnen ze delegaten van anderen zijn. Vloeiende democratie is misschien zelfs essentieel in het bereiken van werkelijk democratische deliberatie en besluitvorming in onze samenleving.

Mijn voorlopige conclusie is dat een wereldparlement nodig is maar dat er aan de volgende noodzakelijke (niet voldoende) condities moet worden voldaan bij het introduceren hiervan:

  • Eén persoon, één stem;

  • Bijna zekerheid van eerlijke verkiezingen in deelnemende landen;

  • Uitbreidbaarheid van de manier van participeren buiten het electoraal-representatieve model (waaronder vloeiende democratie en sociocratie).

Literatuur:

  • Van Hulten, Marco (2014). Democratisation of the World: Do We Need a Global Parliament? Paper gepresenteerd in Frankfort tijdens de eerste ThinkTwice-conferentie.

  • Brown, L. R. (2003). Plan B: Rescuing a planet under stress and a civilization in trouble. WW Norton & Company.

  • Gilad, Oded (2013). Breaking the borders of national democracy. The Federalist Debate, (2), 44-45.

  • Schwartzberg, J.E. (2002). Creating a World Parliamentary Assembly. The Federalist Debate, (3), 10-16.

  • Schwartzberg, J.E. (2012). Creating a World Parliamentary Assembly: An Evolutionary Journey. Lulu.com.

  • United Nations, Urquhart, B., & Childers, E. (1994). Renewing the United Nations System. Development Dialogue 1994:1-2.